De maagd zal zwanger worden en een zoon baren ... Immanuel: God met ons

De engel in Matheus 1,23 en Jesaja 7,14b

Preken

Tweede zondag door het jaar

De meesten van u hebben ongetwijfeld de kerststal weer opgeruimd. De drie koningen zijn weer terug naar hun land van herkomst. De liturgie begint met de zogenaamde ‘tijd door het jaar’. We ontmoeten echter een figuur in het evangelie die we kort voor Kerstmis ook al tegenkwamen, Johannes de Doper. In de Advent is hij de aankondiger van de komst van Jezus, vandaag duidt hij aan wie Jezus is. Jezus is degene op wie Gods Geest is neergedaald. Hij is zo vol van die Geest dat Hijzelf doopt met de heilige Geest. Jezus is zozeer vol van Gods Geest, dat Hij de Zoon van God is. Met Kerstmis hebben we dit grote geheim gevierd en  overwogen: God is mens geworden en in Jezus onder ons gekomen. In Jezus is de afstand tussen God en mens overbrugd. 

Johannes omschrijft Jezus als ‘het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’. Merkwaardige woorden zijn het. Woorden om te overpeinzen, te bemediteren. Misschien kunnen we ze pas begrijpen als we ook het verdere optreden, het lijden, sterven en verrijzen van Jezus hierbij betrekken. Jezus is het Lam van God. In het Oude Testament zijn er twee passages die op deze uitdrukking licht laten schijnen. Zo was er op Grote verzoendag een ritueel waarbij er een bok de woestijn in gebracht werd en daar losgelaten. Daarvoor had de hogepriester in een ritueel alle misdaden van het volk op de kop van de bok geladen. De bok draagt de misdaden van het volk weg. (Zie Leviticus 16). In Jezus lijken hogepriester en bok samen te komen. Hij neemt de zonde van de wereld op zich en draagt ze weg. Daarmee is de band tussen mens en God weer hersteld. Een andere tekst die licht brengt op de raadselachtige woorden van Johannes vinden we bij de rechtvaardige dienstknecht in Jesaja. Van deze dienstknecht wordt gezegd dat hij als een lam naar de slachtbank geleid wordt, maar ook dat hij de ziekten van het volk draagt, ja zelfs, dat hij ’vanwege onze zonden wordt gebroken’. (zie Jesaja 52,13 – 53,12). In deze woorden van de profeet Jesaja horen we wat later met Jezus zelf gebeurt. Hij is de uiteindelijke dienstknecht die de zonden met zich meedraagt. Johannes spreekt overigens niet over zonden, maar over de zonde van de wereld. Uiteindelijk gaat het in alle zonden om de ene grote zonde van de breuk tussen mens en God.

Doet Jezus het allemaal voor ons? Wij mogen geloven dat Hij voor ons de breuk heelt. Sterker nog, wij kunnen het niet. Jezus, Zoon van God, moest het voor ons doen. Misschien druist dat tegen ons gevoel in. Wij zijn immers gewend dat er voortdurend een beroep op zelfredzaamheid wordt gedaan. ‘Je moet voor jezelf zorgen, het zelf opknappen, een ander doet het niet voor je…’ Sta je daar wat langer bij stil, dan kom je snel tot de conclusie dat het zo niet in elkaar zit. Als mensen zijn we op allerlei manieren met elkaar verbonden en op elkaar aangewezen. Voor mijn gezondheid, voor het dagelijks voedsel, voor genegenheid enz. Deze onderlinge verbondenheid is essentieel voor ons mens-zijn. Het is absoluut geen schande om op een ander aangewezen te zijn en het is voor ons een gave en opgave om er voor anderen te zijn. 

Als Jezus de zonde van de wereld wegneemt, gaat dat nog een stuk verder. Als wij werkelijk bevrijd willen worden van de zonde, dan is daar iemand voor nodig die zelf zonder zonde is. Je kunt je immers niet aan je eigen haren uit het moeras trekken. Jezus is degene die zelf zonder zonde, de zonde van ons wegneemt. Daarop duidt Johannes als hij Jezus aanwijst. Pas na zijn dood en verrijzenis zal dit pas ten volle duidelijk worden. In Jezus heeft God ons naar zich toegetrokken. 

In iedere Eucharistieviering klinken bij het omhooghouden van de hostie de woorden: “Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld.” In het gebroken Brood ontvangen wij Jezus, het Lam Gods. Hij heeft voor ons de weg naar God gebaand en door de Communie zijn wij met Hem verenigd en worden we gesterkt om op die weg te blijven. 

Diaken Marc Brinkhuis