De maagd zal zwanger worden en een zoon baren ... Immanuel: God met ons

De engel in Matheus 1,23 en Jesaja 7,14b

Preken

Deze zondag horen we twee prachtige verhalen uit onze heilige Schrift, die gaan over gastvrijheid. Het verhaal van de drie mannen, drie engelen, God (?) die bij Abraham en Sara komen en het verhaal van Jezus die bij Marta en Maria komt. Het doet me denken aan de vele projecten die tegenwoordig in onze parochies en daarbuiten worden georganiseerd rondom samen eten.

Van de projecten die voor de driejaarlijkse diaconale Ariënsprijs werden ingediend bestond een heel groot gedeelte uit samen aan tafel gaan. Ik noem er een paar: de Franciscustafel in Apeldoorn voor dak- en thuislozen, de eettafel in Dedemsvaart voor mensen uit allerlei culturen, de internationale vieringen in Lelystad die afgesloten worden met samen eten en niet te vergeten onze eigen boerenpelgrimstocht in Haarle die we afsluiten met een gezamenlijke boerenpannenkoek. Ook in inloophuizen, al dan niet kerkelijk, wordt samen gegeten. Dat samen eten is een bijbels gegeven. De eerste christenen deelden de maaltijd al toen ze op zondag bij elkaar kwamen in hun huizen.

Eveneens een terugkerend thema is aandacht voor de vluchteling en de vreemdeling. Dat zien we met name terugkomen in de eerste lezing. Drie onbekende mannen komen op het heetst van de dag bij Abraham, aartsvader van de Joden, christenen en moslims. Zij komen op het heetst van de dag. Onze middagpauze is nooit heel lang, calvinisten als wij zijn. Wij willen doorwerken. In ons klimaat is dat logisch. In het klimaat in de tijd en omgeving van Abraham ligt dat anders. Misschien kunnen we er ons iets meer bij voorstellen na de hete zomer van vorig jaar. Midden op de dag móét je even uitrusten, bijkomen, je niet teveel inspannen. Juist daarom werd en wordt goede gastvrijheid zeer op prijs gesteld. Mensen op doortocht, verhit, toe aan drinken en eten, even de vuil geworden voeten wassen en op adem laten komen. De vreemde mannen worden onthaald onder de boom, in de schaduw, kunnen hun voeten wassen, krijgen drinken en eten om straks gesterkt verder te kunnen op hun reis.

Ze kwamen onverwacht en waren vreemdeling. Zouden wij de deur open houden voor wie onverwacht komt? Ik denk aan de boeren, waar ik nog weleens aanschuif. Hun achterdeur is altijd open en je bent er welkom. Ik denk aan mijn eigen Brabantse jeugd. Ook bij ons was de achterdeur altijd open en was iedereen welkom. En als gasten op een tijdstip kwamen dat er gegeten werd, werd er een bord bij gezet. Geen probleem.

Abraham en Sara zijn zeer gastvrij voor deze vreemdelingen. En de gastvrijheid wordt beloond. Hoewel Abraham én Sara op zeer hoge leeftijd en nog altijd kinderloos zijn, wordt hun een zoon beloofd. Een jaar later is die zoon er. Was dit het doel van dit bezoek? En was het dan misschien toch God zelf?

In het evangelie komt er een dimensie bij de gastvrijheid bij. Marta bedient, zorgt dat het de gast Jezus aan niets ontbreekt. Maar er is ook ruimte voor bezinning. Dat is waar Maria voor kiest, om aan de voeten van haar Heer Jezus te gaan zitten en te luisteren naar wat Hij te vertellen heeft. Dat zijn twee poten die in onze katholieke traditie van groot belang zijn geworden en die terug te zien zijn in de kloosterordes en congregaties. De ene bidt en de ander werkt, ora et labora. Er zijn contemplatieve ordes en er zijn de congregaties, van waaruit de religieuzen er op uit gaan, het onderwijs in, de zorg in, met oog voor de noden in de samenleving. Beide zijn nodig. In het evangelie wordt benadrukt, dat we niet moeten vergeten af en toe ook even stil te staan. Even ons werk, ons bedienen neer te leggen en te bezinnen, weer op adem te komen om verder te kunnen gaan, verder te kunnen gaan op onze reis door het leven.

Ik las een mooie uitspraak van Vincentius de Paul, de heilige waarnaar onze Vincentiusverenigingen zijn genoemd: “Zoals een duif moet eten om te kunnen vliegen, zo moet hij ook vliegen om te kunnen eten.” En zo is het ook voor ons: beide aspecten zijn nodig. Marta kiest voor het bedienen en Maria kiest voor het bezinnen, het luisteren naar Jezus’ verhaal. Ik denk dat we dat uiteindelijk elkaar niet mogen ontnemen, maar we moeten elkaar ook niet opleggen wat die ander moet doen. Wat jij op dat moment nodig acht of nodig hebt, dat moet je doen.

Alles bij elkaar bedenk ik over beide verhalen: wie bedient nu wie, wie luistert naar wie en wie komt er op verhaal? Vermoedelijk is het aardig uitwisselbaar voor alle personages.

Het doet me opnieuw denken aan de Franciscustafel in Apeldoorn, waar ik te gast mocht zijn i.v.m. de genoemde Ariënsprijs. Ik was een van de juryleden en mocht dit project nader leren kennen om het te beschrijven. Ik schoof dus bij de dak- en thuislozen aan tafel aan. Ik zag hoe de vrijwilligers met overgave de mensen bedienden. Dak- en thuislozen zijn dat niet gewend, maar genieten er met volle teugen van. Letterlijk, door zoveel mogelijk te eten van wat hun wordt voorgezet. ‘Want’, zo zei iemand, ‘ik moet het er weer een week mee doen’. Maar de vrijwilligers bedienden niet alleen, ze kwamen er ook bij zitten, zodat de mensen – ‘vrienden’ zoals de vrijwilligers van de Sant’ Egidio Gemeente hen consequent noemen – zodat de vrienden op verhaal konden komen. Het bleek wederzijds. Niet alleen zij kwamen op verhaal, ook de vrijwilligers kwamen op verhaal. Het was een verhaal delen, een gastvrijheid delen over en weer, en dat in volledige gelijkwaardigheid.

Dat wij zo, in navolging van deze genoemde Franciscustafel, maar vooral ook in navolging van beide lezingen van vandaag gastvrij kunnen zijn en op verhaal kunnen komen en kunnen láten komen. Amen.