De maagd zal zwanger worden en een zoon baren ... Immanuel: God met ons

De engel in Matheus 1,23 en Jesaja 7,14b

Preken

Jesaja 55,6-9 en Matteüs 20,1-16

Eucharistieviering 25e zondag door het jaar, 23-24 september 2017, Pastor Nijland

Beste mensen, broeders en zusters in Christus,

Naast de parabel over de verloren zoon en het verhaal over de wonderen van Jezus, zoals water in wijn veranderen en over het water lopen, is dit een van de meeste bekende passages van het evangelie. Het is ook in deze tijd, waarin de belangstelling voor godsdienst en kerk toch niet bepaald groot te noemen is, een verhaal dat toch redelijk breed bekend is en kennelijk tot de verbeelding spreekt. Waarom dat zo is? Ik durf daar geen eenduidig antwoord op te geven. Maar het feit dat het met geld heeft te maken,  daarnaast ook met een zekere vergelding (maar dan wel in heel specifieke zin) en met het volkomen onverwachte en ongehoorde, dat lijken me elementen die een rol spelen in deze. Hoe het echter ook zij, de arbeiders in de wijngaard of de werkers van het elfde of laatste uur, zoals ze ook wel worden genoemd, zij blijven tot de verbeelding spreken. En dat is een goede zaak. Daar is bovendien alle aanleiding toe. Ik hoop dat wat nader te mogen illustreren.

Stellen we allereerst vast dat Jezus deze gelijkenis vertelt met een bijzondere reden. Dat wil zeggen, zijn gelijkenis komt niet zomaar ter sprake of uit het ‘blaue hinein’, het is namelijk mede ingegeven door datgene wat eraan vooraf is gegaan. Feit is dat er eerst Farizeeën en tollenaars naar Hem toekwamen met een vraag over de onverbreekbaarheid van het huwelijk. Vervolgens brachten mensen kinderen bij Hem om ze te zegenen terwijl de leerlingen dat niet zagen zitten en daarna komt en een rijke jongeman bij Hem met de vraag wat Hij moet doen om het koninkrijk van God binnen te kunnen gaan. Jezus zegt aan die rijke jongeling dat hij alles moet verkopen aan de armen, even heel kort door de bocht. En daarna komt Jezus dan met deze gelijkenis over de gang van zaken in het rijk der hemelen ofwel in het koninkrijk van God.

Laten we dat laatste vooral  benadrukken. Het gaat om de gang van zaken in het rijk der hemelen ofwel in het koninkrijk van God. Dat rijk dat niet vàn maar wel ín deze wereld is. Dat kunnen we ons niet genoeg bewust zijn. Dat betekent dat een overeenkomst tussen dat rijk van God en de gewone gang van zaken niet direct voor de hand ligt en misschien wel onmogelijk zal blijken te zijn. Vervolgens steekt Jezus van wal in het vertellen van die gelijkenis. En wanneer we als toehoorders van dat verhaal, als luisteraars dus, er heel erg vakbondsachtig in gaan staan, dan kan de conclusie nauwelijks anders zijn dan dat het eindresultaat tamelijk onaanvaardbaar is. Want degenen die de hele dag hebben gewerkt, onder de brandende zon nog wel, krijgen even veel als degenen die slechts een uur datzelfde werk hebben verricht. Daar zal FNV-bondgenoten zeker nooit mee akkoord gaan, wanneer zij dat voor het zeggen zouden hebben althans.

Dat is echter in deze ook niet zo en dat maakt het mogelijk dat we met een wat bredere blik kunnen en moeten kijken. Nogmaals, het gaat hier om de gang van zaken in Gods rijk. Dat rijk is niet denkbeeldig, dat bestaat daadwerkelijk maar is slechts relevant of van belang voor degenen die daarin willen en kunnen geloven. En daarin is de gang van zaken zoals door Jezus in deze gelijkenis wordt verteld. Dat doet de Heer niet omdat Hij zo graag wat origineel of oorspronkelijk uit de hoek wil komen. Het is zo omdat het nu eenmaal zo werkt in het Godsrijk en op deze manier de rechtvaardigheid is gewaarborgd, zou je kunnen zeggen. Daarmee bedoel ik dit, op de vraag van de Heer van de wijngaard: “Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt ge kwaad omdat ik goed ben?”. De Heer heeft het hierin voor het zeggen en handelt volkomen soeverein, naar eigen goeddunken. “Mag is soms met het mijne niet doen wat ik verkies, of zijt ge kwaad omdat ik goed ben?”.

Welnu, volgens mij zijn wij ook niet zozeer kwaad maar eerder wat verbaasd en vinden we dat de Heer als eigenaar en volop rechthebbende inderdaad wel mag doen wat Hem goeddunkt. Alleen dat Hij zo zou doen, dat hadden we niet direct verwacht waarschijnlijk. Toch valt er geen speld tussen te krijgen, omdat Hij inderdaad betaalt aan een ieder wat met hen is afgesproken.  “Zijt gij niet met mij overeengekomen voor één denarie?”.

Maar juist het feit dat het desondanks dan toch een beetje blijft wringen, lijkt me nu alle reden voor het kijken naar een meer symbolische of figuurlijke interpretatie. Die denarie ofwel de beloning staat namelijk voor iets meer dan alleen het geld dat wordt verdiend voor het dagelijks levensonderhoud. Er is alle reden om aan te nemen dat hier iets ook nog iets anders of iets meer wordt bedoeld.

Het onderschrift in de bijbel zegt al bij vers 1 van deze gelijkenis, in een voetnoot dus, dat de zin ervan is, Gods oneindige goedheid uit te laten komen. God schenkt zijn gaven en beloning naar zijn vrij welbehagen. De geroepenen van het eerste uur mogen niet na-ijverig zijn op de later geroepenen, die hetzelfde ontvangen als zij. Of  nog anders gezegd, wanneer we het op deze manier  interpreteren, dan valt het eerder mee om er vrede mee te hebben, namelijk wanneer we die beloning of denarie zien als datgene wat God aan een ieder kan en wil geven, te weten het eeuwig heil. Daar staat die denarie ook voor.  Dat geluk bij Hem, leven tot in eeuwigheid, die gave is voor iedereen hetzelfde. Dit terwijl de inspanning die ertegenover staat per definitie niet alleen verschillend is maar bovenal sowieso niet in verhouding tot het mogelijk te ontvangen heil, de beloning voor het werken in de wijngaard. Ja sterker nog, laten we het slot ook niet vergeten, dat er bijna nog een schepje bovenop doet: zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn. Kortom, God handelt zoals Hij wil in Zijn rechtvaardigheid en soevereiniteit. En mij dunkt, wanneer we dat weten en daarvan mogen uitgaan, heeft het erg weinig zin daartegen te protesteren. Want wie zijn wij in dat opzicht?

We mogen ons ook juist in dienst weten of in dienst stellen van de Heer van de wijngaard. En met een blijk naar de eerste lezing is het goed om terug te keren naar de Heer, mochten we zijn afgedwaald. En Gods gedachten zijn nu eenmaal niet onze gedachten, zegt de profeet Jesaja, iets dat door het evangelie van vandaag kan worden geïllustreerd.

Tegelijkertijd is en blijft het zo dat nederig zijn ten opzichte van God en je in zijn dienst stellen als arbeider in de wijngaard,  geen kwestie is van geknecht worden. Het wil ons juist opbouwen en het houdt rekening met de juiste verhouding en wil ons kracht naar kruis schenken. Moge dan ook Gods genade en vrede altijd met ons zijn. Door Christus onze Heer. Amen.