"Talíta kumi"
"Meisje, sta op!" Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond, want het was twaalf jaar. Marcus 5, 42.
Kort daarvoor vertelt Marcus van de vrouw die al twaalf jaar leed aan bloedvloeiïng en die genezen werd doordat zij het kleed van Jezus aanraakte. Jezus voelde "dat er een kracht van hem uit ging" en zei "Uw geloof heeft u genezen".
De overste van de synagoge, Jaïrus, had Jezus gevraagd naar zijn zieke dochtertje te komen. Jezus was al op pad, toen mensen kwamen vertellen dat het kind al gestorven was. Jezus zegt dan: "Wees niet bang, maar blijf geloven".
Twee maal een zieke vrouw, twee maal "twaalf jaar", twee maal "geloven", twee maal genezing. "Nou nou," denkt de moderne mens, "hoe kan dit toch allemaal?" Dit kan, ook nu nog. Mijn zus is helderziend genezeres. Zij geneest inderdaad en zegt dat zij daarna moe is, kracht heeft overgedragen.
Intussen is het evangelie, de hele bijbel, geen biologieboek, geen geschiedenisboek, maar een boek over God, theologie zogezegd. Kunnen wij God echt kennen? Niet echt, als mens. Kunnen we iets over God zeggen? Ja: hoe mensen God ervaren hebben. Daarvoor heb je beeldtaal nodig, vergelijkingen, metaforen. Jezus spreek ook zo over God. Hij sprak in de taal van die tijd, die veel meer beeldtaal was dan wij nu gewend zijn.
- Anne-Marie Wegh; Ecce Homo; de beeldtaal van de bijbel; Nederlandse Auters Uitgeverij, Blaricum, 2013, ISBN 978-94-91535-50-5 - een aanrader!
Beeldtaal in de bijbel
Twaalf is in bijbelse taal: volgroeid zijn, volmaakt geworden zijn. Beide dames in dit verhaal waren 'volgroeid', er aan toe om God in hun leven binnen te laten. De vrouw door twaalf jaar lijden, het meisje door twaalf jaar groei. "... want zij was twaalf jaar": '... want zij was hier aan toe'.
Genezen en opstaan is in bijbelse taal: het goddelijke in jezelf de ruimte geven; de goddelijke vonk, die in iedere mens al aanwezig is, niet doven maar laten branden. In het verhaal van Pinksteren wordt verteld van vlammen, "vurige tongen", die wezen op de komst van de Heilige Geest. Voor dit 'heilige vuur' is er ruimte als het ego in de mens hiervoor plaats maakt.
Dit vuur reinigt ook. Een 'bloedende vrouw' werd toen en daar als onrein beschouwd en niet aangeraakt. De vrouw wordt weer rein - misschien wel 'zwanger, want ook dan stopt het bloeden', 'zwanger' van het christuskind in haar.
Het ego
Het ego is de op het ik gerichte kracht in de mens. "Het dikke ik", zegt de moderne politicus in de taal van onze tijd.
Meestal zegt men dat het ego "moet sterven". Ik zeg liever dat het ego plaats moet maken, zijn plaats moet kennen, op de tweede plaats gaat komen. Immers, als je over deze kwesties een boek wilt lezen, zelfs voor de bijbel zelf, dan zal de een moeten leren schrijven, een ander het moeten uitgeven en verkopen - en de lezer zal het moeten kopen. Daarvoor heb je minstens een fiets en wat geld nodig, wat je dan moet kunnen verdienen.
Zonder ego redt de mens het niet, maar het ego moet wel zijn plaats kennen.Het ego vraagt ook nu en dan een hapje eten: Jezus "voegde er an toe dat men haar te eten moest geven."
De christusgeest - een vrouw?
De Geest van Christus, de Heilige Geest, kan dan in de mens tot bloei komen. Parochiaal gesproken: "Van vonk tot vuur" worden. De mens Jezus van Nazareth was een man; de Geest van Christus, alias de Heilige Geest is van oudsher gezien als een vrouw, destijds ook Sophia geheten, zoals Zij in het boek Wijsheid ook wordt genoemd. Pas eeuwen later vonden de Kerkvaders dit niet zo gepast; zij maakten er een man van.
Hier spreekt de evangelist van twee vrouwen - nog wel op Vaderdag - al maakt het op zich niet uit, want de christusgeest gaat het verschil, de tegenstelling tussen man en vrouw te boven.
Man en vrouw
In het scheppingsverhaal, Genesis, staat dat God de mens maakte "als man en vrouw". Dit is lang opgevat als dat hij twee mensen maakte, een dualiteit schiep. Tegenwoordig wordt dit meer gelezen als dat de mens van oorsprong, toen de mensenziel nog bij God was ('in het Paradijs') androgyn was: man en vrouw beide, als een eenheid, een Advaita (zoals hier een school heet), te lezen als a-duaita: 'niet dubbel maar één'. Aldus het boeddhisme, aldus ook Plato, aldus ook Jung.De mens, nu een dualiteit, moet dan op pad, gerijpt op de terugweg, het Pad naar God.
Jung spreekt van de anima, het vrouwelijke in man en vrouw, en van de animus, het mannelijke in man en vrouw. Mannen doen er goed aan hun anima ook tot recht te laten komen, vrouwen doen er goed aan ook hun animus tot recht te laten komen. Zo word je een heel mens, een individu, in het proces dat Jung individuatie noemt, het uitgroeien tot een persoon (zo noemt Rogers het) die heel is, die één is.
Laat, beste mannen van onze nu zo patriarchale wereld, het vrouwelijke dus toe in de samenleving, de politiek, het bedrijfleven ... en in de kerk! We krijgen dan een betere kerk en wereld, mogen we hopen.
De moderne man is, zeker als vader, al zorgzaam; meer zorgzaam dan stoer en vechtend.
Een persoonlijke noot bij dit verhaal
Dit komt mij dan goed uit, want bij mij is het mannelijke niet zo goed ontwikkeld, het vrouwelijke juist wel. Zorg is de rode draad in mijn leven; zorg voor de kinderen, gevolgd ook door zorg voor de zorgdragers, de (pleeg)ouders, de groepsleiders. Hier even een persoonlijk geluidje dus; ik ben vooral als mens hier parochiaan.
Dit komt omdat ik een bloed-hekel aan mijn vader had, terwijl ik mijn moeder adoreerde. Ja, de kinderlijke psyche houdt het graag simpel: zwart/wit. Pas later nuanceerde zich dit. Intussen had mijn moeder naast haar dertien (! RK gezin!) kinderen ook altijd pleegkinderen. Haar voorbeeld heb ik met de acht pleegkinderen in mijn leven dus gevolgd.
Nu moet mijn kleinzoon nog 'opstaan', genezen, weer heel worden. Hij, 13 jaar, lijdt ernstig aan leukemie, is heel erg ziek. Ik bid voor hem. Wie met mij mee bidt, zal ik dankbaar zijn. "Wees niet bang, maar blijf geloven" ...
Frans, parochiaan van de Broederen